en contact opnam. Dominic kwam vanaf toen geregeld bij ons op bezoek. Wij leefden in een omgeving die ons haatte, maar met hem, een vreemdeling, ontwikkelden we een vriendschap. Die vriendschap gaf ons hoop. Eind jaren negentig begonnen hier etnische zuive- ringen. Wij deden ’s avonds geen pyjama meer aan, omdat we er rekening mee hielden dat we ’s nachts moesten vluchten. ‘Mij n vader, die imam was, werd door de Servische politie heel vaak opgehaald en verhoord. Het is een wonder dat hij altij d terugkwam en niet vermoord is toen. In 1999, toen de NAVO Servië bom- bardeerde, zij n we via Pristina naar Albanië gevlucht. Dominic hield via via zoveel mogelij k contact met ons en sprak ons moed in. Dat betekende heel veel voor ons. Wij hebben de oorlog allemaal overleefd, maar veel van onze stadgenoten zij n toen vermoord. Ik ben nu 45. De oorlog zit in mij n botten en gaat daar nooit meer uit. Ik heb inmiddels op verschillende plekken in de wereld gewoond, maar ben in 2016 terug- gekeerd naar Fushë Kosovë. Daar woon ik nu met mij n Egyptische man en onze twee zoons. Ons huis staat niet ver van het kerkhof waar mij n beide ouders begraven liggen. Zij zij n na de oorlog in vrede gestorven. Met Dominic en zij n vrouw hebben wij nog steeds een heel warm contact. Ik ben dankbaar dat zij in ons leven zij n.’