Sinds hij voltijds meewerkt op Dairy Van Praet heeft Juliaan Costers alle aandacht voor de vruchtbaarheid. Sensoren en bedrijfsbegeleiding helpen hem om de vruchtbaarheidsresultaten scherper te managen. ‘Sinds ik ben afgestudeerd en mee betrokken ben in het bedrijf, heb ik een heel andere visie op de fokkerij ontwikkeld.’ TEKST ANNELIES DEBERGH
E
lk zijn eigen takenpakket. Zo gaat het er- aan toe op Dairy Van Praet, het melkveebe- drijf van Patrick Costers, Carine Vandewalle en hun zoon Juliaan Costers in Oedelem. Sinds Juliaan meewerkt op het bedrijf pakt hij elk facet van het vruchtbaarheidsmanagement van de 280 melkkoeien op.
Hoe kwam het managen van de vruchtbaarheid op jouw bordje terecht? ‘Toen ik klein was, had ik al interesse in fokkerij. Door deel te nemen aan de jongveeshow van fokstudieclub Westhoek Holsteins en later ook de Jongefokkersschool in Battice is mijn interesse alleen maar gegroeid. Vanaf de eerste dag dat ik als zelfstandig helper op het bedrijf begon, was het mijn taak om de tochtige koeien te zoeken. Ik ben nu dagelijks met vruchtbaarheid bezig, weliswaar ondersteund door verschillende hulp- middelen zoals sensoren en ook met diergenees- kundige bedrijfsbegeleiding vanuit de faculteit Diergeneeskunde van UGent.’
Is je visie op fokkerij veranderd sinds je in de praktijk bent gestapt?
‘In het begin, toen ik vijftien, zestien jaar was, was ik bijna alleen maar bezig met exterieur en exterieurfokwaarden. Sinds ik ben afgestudeerd en mee betrokken ben in het bedrijf, heb ik een heel andere visie op de fokkerij ontwikkeld. Als je over de schouder meekijkt naar het rendement en de financiële kant van het bedrijf, ga je vanzelf anders kijken naar de fokkerij.’ ‘Door mijn stage in Denemarken kijk ik nu eco- nomisch naar de bedrijfsvoering. Daar past toch een andere koe bij dan ik eerst voor ogen had.’
Wat vind jij belangrijk in de fokkerij? ‘Als ik stieren uitkies, dan moeten ze voor de gezamenlijke vet- en eiwitproductie meer dan 100 kg scoren. Die grens geldt voor dochterge- teste stieren. Bij genoomstieren zet ik de limiet nog hoger en streef ik naar 130 kg vet en eiwit. Als ik die regel aanhoud, dan stemt mijn vader daar ook meteen mee in. En ik wil goede en be- trouwbare bloedlijnen. Daar begint het mee.’ ‘Exterieur komt pas op de tweede plek. Goede uiers zijn belangrijk, maar ook aan voorhand,
inhoud en klauwen hecht ik veel belang. Ik wil koeien met volume en geef mij maar veel kracht in de voorhand, geen extremen, liever een koe die in evenwicht is.’
Hoe belangrijk zijn sensoren in jullie vruchtbaarheidsmanagement? ‘Als een koe tochtig is, dan krijg ik een bericht. Twee keer klikken op de smartphone en ik weet om welke koe het gaat. Laatst was ik bijvoorbeeld in Duitsland en kon ik van daaruit doorgeven welke koe wanneer geïnsemineerd moest wor- den. Zoiets kan alleen met sensoren. Ze zorgen voor arbeidsbesparing en helpen ons om de vruchtbaarheid nog goed te kunnen volgen bij grotere aantallen koeien. Volgens onderzoek wordt dertig procent van de koeien ’s nachts tochtig. Als je die groep mee wil hebben, dan moet je eigenlijk met sensoren werken.’
Op welke manier wordt het bedrijf nog meer ondersteund? ‘Elke veertien dagen besteden we een namiddag aan drachtonderzoek. Koeien die dan meer dan dertig dagen ervoor zijn geïnsemineerd, laten we controleren op dracht. Ook alle probleemgevallen en eventueel het jongvee worden dan gecontro- leerd op dracht. Alle opmerkingen en op te vol- gen koeien noteren we zorgvuldig en hangen we op aan de muur bij het inseminatievat. Alleen door zorgvuldig bij te houden en te registreren kun je voortdurend werken aan het optimalise- ren van het management.’
Waarom werk je met gesekst sperma en embryo’s? ‘We gebruiken embryo’s om de vooruitgang in de veestapel te versnellen en zetten gesekst sperma in op de betere dieren. Een koe die te weinig melk geeft, dat is geld dat je laat liggen. Tussen de beste en de slechtste koeien zit nu nog een verschil van 800 euro in netto-opbrengst. Dat verschil wegwerken betekent winst.’ ‘Onze koeien zitten nu op een gemiddelde fok- waarde voor melk van 416 kg, het jongvee komt op 772 kg en de drachtigheden worden voorspeld op gemiddeld 1201 kg melk. Zo veel mogelijk melk per koeplaats produceren is ons doel.’ l
veeteelt NOVEMBER 1 2017 29
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60