Ooggetuige hel in Japan
Oud-wachtmeester der cavalerie van het KNIL Bram Versluis is 100 jaar. Tropenjaren noch jappenkampen en werken aan de Birmaspoorlijn kregen hem klein. Het gevecht van zijn peloton met de in 1942 aan de zuidwestkust van Batavia gelande Japanners werd een fiasco. “De inlandse soldaten verwisselden hun uniform voor stiekem mee- genomen gewone kleren en namen de benen. Mijn luitenant sneuvelde. Ik kon hem niet redden en werd krijgsgevangen gemaakt.”
D
at hij 100 jaar oud is, is Versluis nauwelijks aan te zien. “Kort gele- den reed hij nog rond op zijn scoot- mobiel”, vertelt zijn schoonzoon en
biograaf Nick Franken. Vlot vertelt Versluis hoe hij na het vervullen van zijn dienstplicht bij de cavalerie in Breda in 1933 besloot beroepsmili- tair te worden. “Ik ben een paardenman, maar wilde niet terug naar Noord-Beveland waar ik als 17-jarige boerenknecht paarden had ver- zorgd. In Breda leerde ik bovendien Mia Sto- dollik kennen. Het klikte tussen ons. Mia was Duits en kwam naar Nederland na de beurs- krach van 1929 en de daaropvolgende jaren- lange economische crisis. Er kwamen toen veel Duitse meisjes naar ons land, omdat ze hier als dienstbode konden werken. Mijn ouders woon- den in Kamperland op Noord-Beveland. Ik kom uit een christelijk gereformeerd gezin. Mijn vader was een echte landbouwer. Het liefst wilde hij dat ik bij hem kwam werken, maar ik heb in 1934 voor zes jaar bij het KNIL getekend. Ik had gehoord dat je na twee jaar dienen in Indië de mogelijkheid kreeg om met de hand- schoen te trouwen. Ik ben ten slotte met het ss Sibajak naar Nederlands-Indië vertrokken met de belofte dat Mia later ook naar Indië zou komen. Het KNIL stond bekend als vreemdelin- genlegioen. Een legioen van jongens en mannen van verschillende nationaliteiten en leeftijden. Het had geen goed imago. Ik hoorde dat Neder- lands-Indië een mooi land was. Dat sprak tot mijn verbeelding. Ik ging voor het avontuur.”
Slaven
Op de eerste dag van zijn opleiding tot onder- officier van de cavalerie in Salatiga op Java dacht Versluis dat de inlandse KNIL-militairen slaven waren. “Ik wist niet dat ze zo onder-
Door: Dick Schaap
danig waren. De blanken waren de baas in de kazerne. Je etenspan werd afgewassen, je schoenen gepoetst. Ik kreeg een bediende toe- gewezen die alles voor me deed. De inlanders zeiden toean luitenant of toean kapitein tegen je. Tegen mij hoefden ze geen toean te zeggen. Dat Maleise woord toean voor meneer stond me niet aan. Waar ben ik aan begonnen, dat ik hiernaartoe ben gegaan, dacht ik toen. Het zinde me absoluut niet dat de inlanders als slaven werden behandeld. In Salatiga werd me ook duidelijk wat mijn werkelijke taak was in dienst van het KNIL: de inlandse bevolking in het gareel houden. Indonesiërs van hoge adel konden wel een rang krijgen in het KNIL. Toen de Japanners Nederlands-Indië in 1942 binnen- vielen, kon het KNIL absoluut geen tegenwicht bieden. We konden de Japanners niet met een sabel tegenhouden. De Ambonezen in het KNIL waren wel behoorlijk bewapend, maar konden ook niet tegen de jappen op. Ze hebben wel hun best gedaan.”
Met het peloton op patrouille, Bram Versluis staat in het midden en zwaait. Foto privécollectie Bram Versluis
MAART 2013
45
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64