Tekst en foto’s Pieter Hein van der Stigchel
ZELF DOEN Hygiëne bij het watertappen
De hygiëne op serviceplekken laat vaak te wensen over. Het watertappunt zit vaak niet ver van het stortpunt voor het chemisch toilet en het afvalwater, terwijl die plekken soms afgrijselijk vies achtergelaten zijn. Zeker in de warme zuidelijke landen verdient de hygiëne extra aandacht, om het watersysteem van de camper schoon te houden en zelf gezond te blijven.
Veel mensen gebruiken een gieter om de watertank bij te vullen. Voordeel is dat elke kraan als watertappunt kan dienen, zolang er geen wasbak in de weg zit. Een file bij de camperserviceplaats is dan ook geen probleem. Maar een nadeel is dat er gemak- kelijk vuil in gieters kan komen, omdat ze van boven open zijn. Verder moet de gieter meerdere malen gevuld worden om de campertank vol te krijgen. Daar komt nog eens bij dat een gieter relatief veel ruimte in beslag neemt, wat vooral in kleinere campers een bezwaar is. Als de vulopening van de tank op een lastige plek zit, is het bovendien soms lastig om de tank zonder knoeien te vullen. Al met al is een gieter dus niet zo geschikt. Wel is het handig om als noodvoorziening een opvouwbare waterzak met een flexibele schenkslang in de camper te hebben.
Het makkelijkst blijft het om de tank te vullen met een slang. Uit het oogpunt van hygiëne is het soms af te raden om hiervoor gebruik te maken van de op de serviceplek- ken aanwezige slang, die erg lang kan zijn, veelal op de vieze grond ligt en door de zon behoorlijk warm kan worden. Beter is het om deze los te koppelen en een eigen slang te gebruiken, voorzien van een stopkraantje en snelkoppelingen van Bosch of Gardena. De meeste tapkranen zijn uitgerust met de hierbij passende aansluitnippel. Voor het geval dat dit niet zo is, moet de camperaar verschillende aansluitnippels zelf meenemen. In Kampeerauto 4-2011 is aan de hand van een Willie Wortel van Nan de Smet uit Voor- burg beschreven hoe je kunt voorkomen dat je die nippel vervolgens vergeet weer mee te nemen: bevestig de nippel met een touwtje aan de slang. Een aanvulling hierop is de tip
om aan het andere uiteinde van de slang een afsluitkraantje te plaatsen, waardoor het mo- gelijk is zonder hulp van een ander de tank te vullen en vervolgens de slang op te rollen, zonder dat er water in achterblijft en zonder dat de het uiteinde op de vuile grond komt. De werkwijze: koppel de slang aan de water- kraan, zo nodig met een eigen nippel. Sluit het slangkraantje aan het andere uiteinde van de slang, open de tapkraan en loop met de slang naar de vulopening van de camper. Met het slangkraantje kan nu het waterne- men gestart en gestopt worden. Loop daarna met de slang van de grond terug naar de waterkraan en sluit die. Koppel de slang af, maar laat de nippel nog even aan de kraan zitten. Open het slangkraantje weer, loop een eindje weg en houd de slang bij het oprol- len zodanig omhoog dat al het water eruit loopt.
De oorspronkelijke Willie Wortel van Nan de Smet uit Voorburg. Het touwtje is met een zwart bundelbandje aan de nippel bevestigd. Zo kan de nippel nooit worden vergeten.
De opgerolde slang, compleet met het slangkraantje, met een kort los slangeindje, dat goed in de watervulopening past. Aan de andere zijde zit de snelkoppeling met daarbij de nippel aan een touwtje. Dit is één keer om de slangbundel heen geslagen, om de slang op de rol te houden.
De waterzak van twaalf liter komt van pas als het niet mogelijk is om de slang te gebruiken. Ook de uitloop van de waterzak is voorzien van een afsluitkraantje.
De slang kan bij het teruglopen naar de waterkraan netjes opgerold worden. Doordat het andere einde alleen met een touwtje aan de tapkraan vastzit, kan de losgekoppelde slang ronddraaien, waardoor er geen hinderlijke kronkels ontstaan. Bovendien kan op deze manier het water eruit lopen. Als er op de tapkraan al een nippel zit, kan het touwtje met de eigen nippel ook gewoon om de kraan worden gelegd.
NKC Kampeerauto nr. 6/2013 | 39
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84 |
Page 85 |
Page 86 |
Page 87 |
Page 88 |
Page 89 |
Page 90 |
Page 91 |
Page 92