search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
De eerste biest is heilig, vinden jongveespecialisten. Om het immuunsysteem van het kalf te stimuleren heeft het goede biest nodig. Maar wanneer is biest goed genoeg? En hoe weet je dat het kalf het goed binnen krijgt? De eerste stap: meten is weten. TEKST GRIETJE DE VRIES


E


en kalf wordt, heel anders dan een baby, geboren zonder actief afweersysteem. Om specifiek te zijn: zonder maternale antistoffen. Waar baby’s via de placenta maternale antistoffen binnenkrijgen, zijn kalf- jes helemaal afhankelijk van de antistoffen (IgG) die in biest zitten. ‘Om ziektekiemen tegen te kunnen werken en de weerstand te verhogen heeft een kalf dus meteen na de geboorte goede biest nodig’, vertelt Carine van den Bosch, jongveespecialist fokkalveren bij Denkavit. Meteen na de geboorte is belangrijk, omdat kalveren in de eerste zes uren na de geboorte het beste in staat zijn om antistoffen op te nemen in de darm. ‘Daarna heeft biest geven ook nog veel voordelen, dus we adviseren om drie dagen biest te voeren, maar de eerste uren zijn cruciaal voor het immuunsysteem en de overleving van het kalf.’


Kwaliteit draait om antistoffen Goede biest is essentieel voor de gezonde start van het kalf, maar wanneer is biest goed? ‘Bij een goede biest- kwaliteit gaat het vooral om het aantal antistoffen in de biest’, weet Ilke Van Hese, dierenarts en onderzoeker bij ILVO. ‘Natuurlijk is biest meer dan alleen antistoffen, ook de voedingsstoffen, goede bacteriën en groeifactoren in de biest zijn belangrijk. Maar die antistoffen hebben wel de hoogste prioriteit voor de overleving van het kalf.’ Voor een goede afweer hebben kalveren minimaal 250 gram IgG-antistoffen nodig, het liefst meer. Om op die 250 gram IgG te komen is het belangrijk om te weten hoeveel gram antistoffen er in biest zitten. Zo weet je hoeveel liter biest het kalf minimaal moet opdrinken in


de eerste zes uur na de geboorte. ‘Hoe meer antistoffen er in de biest zitten, hoe efficiënter het kalf de antistof- fen kan opnemen. Zit er bijvoorbeeld maar 30 gram IgG in de biest, dan zou het kalf meer dan 8 liter biest moe- ten drinken om aan de minimale behoefte te komen. Dat is erg veel melk. Dat krijgt een kalf niet zomaar op in de eerste zes uur, dus idealiter zit er 50 gram IgG of meer in een liter biest’, legt Ilke uit.


Om erachter te komen hoeveel antistoffen er in de biest zitten kun je een biestmeter gebruiken. Op de markt zijn verschillende soorten biestmeters. De biestmeters meten niet het aantal antistoffen, maar meten op basis van de dichtheid of de lichtbreking van de biest de hoeveelheid eiwitten in de melk. Die hoeveelheid hangt sterk samen met het aantal antistoffen – wat ook eiwitten zijn – en kan daarom een goed inzicht geven in de biestkwaliteit.


Kwaliteitsdrempel bereiken


De biestmeters die meten op basis van dichtheid, zijn er in de vorm van een soort drijver en als ballen die je in een kan of emmer biest werpt. De kleur op de drijver of op de balletjes geeft aan of de kwaliteit slecht (rood), matig (geel of oranje) of goed is (groen). ‘De voorwaarde is hier wel dat de melk 20°C moet zijn, omdat de tempe- ratuur de dichtheid beïnvloedt’, geeft Ilke aan. ‘De uit- slag kan dus foutief zijn als daar niet aan voldaan wordt. De meters werken goed genoeg om te bepalen of de kwa- liteit goed genoeg is om te voeren, je wilt vooral weten of de drempel van kwaliteit wordt bereikt. Maar er zijn preciezere manieren om te meten’, vertelt Ilke.


Laura Nooijen: ‘Door te meten weten we dat het kalf een goede start krijgt’


Laura Nooijen (47), boerin op een melkveebe- drijf met 130 koeien in Coevorden, kijkt al tien jaar of de biest genoeg antistoffen bevat. ‘We begonnen met een analoge biestmeter, die je in een maatbeker dompelt, maar inmiddels werken we al zeven jaar met een digitale refractometer’, vertelt Laura. ‘Daarbij doe je een heel klein beetje melk in een apparaatje, waarna je een heel exact resultaat krijgt.’ Om er helemaal zeker van te zijn dat de waarde klopt, meet Laura elke biest twee keer. ‘We meten de biest, zodat we weten dat het kalf een goede start krijgt. De kleur van de biest zegt niet altijd iets. Soms vind ik een biest er


goed uitzien, maar blijkt deze toch te weinig antistoffen te bevatten om aan het kalf te geven’, ziet Laura in de praktijk. ‘Door te me- ten kun je ook achterhalen of er iets mis is met het droogstandsrantsoen. Als we langere tijd zien dat de biestkwaliteit beter kan, dan gaan we met de voeradviseur en de dieren- arts om tafel. De veranderingen die je door- voert, zie je vervolgens ook terug. Je meet dus ook of je inspanningen effect hebben.’ Er is ook wel eens onderzoek gedaan naar het aantal antistoffen in het kalf. ‘Dat gaf een goed resultaat, wat erg fijn is. Dan weet je dat de kalveren echt een goede start krijgen.’


veeteelt NOVEMBER 2021 37


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68