TEKST Barry Akkerman FOTO’S DLV Advies
D
e verharding van een afspuit- plaats moest tot voor kort vloei- stofdicht zijn. Elke zes jaar moest de spuitplaats op dat aspect wor-
den gekeurd. Deze eis is sinds 1 januari verval- len. Voortaan volstaat een aaneengesloten ver- harding of een vloeistofkerende verharding. Je kunt kiezen voor een vloeistofdichte asfaltver- harding, beton of betonplaten. Om bij beton en betonplaten de verharding vloeistofkerend te maken, moeten de naden of zaagsnedes zijn afgekit. De grootte van de afspuitplaats hangt af van de grootte van de machines die je er wilt reinigen. Zeker als je de afspuitplaats kunt integreren in het erf moet je hem niet te klein nemen. Denk eraan of je de veldspuit ook in uitgeklapte toe- stand wilt reinigen. Leg de afspuitplaats aan onder afschot naar een wateropvang, zoals een goot. Het afschot bij een gestorte betonvloer moet minimaal 1 tot 1,5 procent zijn. Hoe vlakker de oppervlakte van de verharding, des te kleiner het afschot kan zijn. Bij asfalt en betonplaten adviseert DLV Advies een iets gro- ter afschot: 1,5 tot 2 procent. In of naast de ver- harding komt een afvoergoot. Kies een afvoer- goot die je goed kunt schoonmaken. In die goot bezinkt namelijk al veel zand en klei. En al het materiaal dat je dan al opvangt, belast het reinigingssysteem niet meer.
Drie soorten water Op de afspuitplaats heb je te maken met drie soorten water: regenwater, water met vervuild slib en chemisch verontreinigd water. Om te voorkomen dat je al het water moet behande- len als chemisch verontreinigd water, is het zinvol om deze drie watersoorten te scheiden. Regenwater mag je immers zonder behande- ling op het oppervlaktewater lozen en dat scheelt al een hele plens. Om het water te scheiden kun je een twee- of driewegkraan plaatsen in de afvoerleiding van de goot. Is de afspuitplaats niet in gebruik, dan loopt het opgevangen water rechtstreeks naar de sloot. Spuit je een aardappelrooier af, dan zet je de kraan om en stroomt het opgevangen water via een slibvangput en een olieafscheider – die slib en olieresten uit het water halen – naar de sloot. De derde afvalstroom ontstaat als je de veld- spuit reinigt op de afspuitplaats. Deze water- stroom bevat resten van chemische middelen en moet je apart houden. Dat kan op twee manieren. Bij een driewegkraan in de opvang- goot gaat het opgevangen water niet door de slibvangput, maar rechtstreeks naar een buffer- put of -vat. Wil je de slibresten wél opvangen
LandbouwMechanisatie juni 2021
(vooral handig op kleigrond), dan kun je ervoor kiezen om te werken met een tweede tweewegkraan na de slibvanger. Bij het reini- gen spuit je dan eerst de klei van de wielen, waarbij het niet-chemisch verontreinigde opvangwater via de slibvanger en olieafschei- der in de sloot loopt. Bij het reinigen van de spuitbomen, zet je een kraan om en dan stroomt het opvangwater naar het buffervat of de put. Vervolgens kun je vanuit dat buffervat de verwerker van de restvloeistof voeden. Na het afspuiten zet je beide kranen terug, zodat regenwater weer in de sloot kan stromen. Houd wel in de gaten dat het slib bij deze optie niet alleen met olie, maar ook met chemische middelen verontreinigd is. Het aanleggen van een wasplaats is maatwerk. Naast de grootte van de wasplaats moet ook de capaciteit van de olieafscheider en de chemi- sche reiniger worden bepaald. DLV Advies heeft hiervoor een kleine rekentool gemaakt op basis van de reinigingsfrequentie en de apparatuur waarmee je dat doet. Ook de tijd die je bezig bent op de piekdagen speelt daarbij
Doorstroomtijd bepaalt grootte slibopvang
een rol. De grootte van een gecombineerde slibvanger en olieafscheider wordt bepaald door zijn doorstroomsnelheid. Reinig je met een hogedrukspuit met weinig water, dan vol- staat een kleine olieafscheider van 1,5 l/s. Maar als je met bronwater (veel water en een lage druk) reinigt, is dit onvoldoende. Ook de slibvanger moet voldoende groot zijn. Het ver- ontreinigde water moet minimaal 15 minuten in de slibvanger blijven voor een effectieve werking. Bij een kortere verblijftijd loop je het risico dat je alsnog verontreinigd water loost op de sloot.
Reinigingsmethoden Er zijn verschillende reinigingsmethoden voor het chemisch verontreinigde water. De meeste systemen werken met verdamping in combina- tie met bezinken (Heliosec, Remdry) of biolo- gische afbraak (Phytobak, Biofilter). Voor het verdampen is per kuub water 2 tot 3 vierkante meter nodig. Door actieve biologische afbraak is dit te verkleinen. Praktisch gezien zijn deze filters prima geschikt voor volumes tot 30 kuub per jaar. Voor grote (loon)bedrijven betekent dit even-
^ Fytobak
De fytobakken zijn gevuld met grond en stro. Bacteriën breken de residuen af.
^ Molgoot
Een molgoot in een erf met betonplaten Alleen de naden moeten nog gekit worden.
wel nog een behoorlijke oppervlakte. Voor die bedrijven zijn er ook alternatieve technieken voorhanden, zoals verschillende filtertechnie- ken. DLV Advies krijgt soms de vraag of helo- fytenfilters (rietfilters) ook voldoende zijn. Deze zijn met name geschikt voor het verwij- deren van nutriënten en halen onvoldoende gewasbeschermingsmiddelen uit het water. ◀
Kosten afspuitplaats Een afspuitplaats kost 30.000 tot 40.000 euro. De grootste kosten zijn die voor de (beton)verharding, de slibvanger/olieafscheider en het chemische filter. Als je de afspuit- plaats kunt integreren met de erf- verharding, bespaar je veel kosten: de vloer onder een afspuitplaats is amper duurder dan een standaard erfverharding. Het enige waaraan je moet denken is dat er een afschot wordt aangebracht naar een afvoergoot. Ook een combina- tie van een afspuitplaats met een vulplaats voor gewasbescher- mingsmiddelen of diesel is handig. Ook daarvoor is een vloeistofke- rende voorziening nodig.
23
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64