search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
Die vraag speelt sinds mensenheugenis, en is bij plaatsspecifiek variëren net zo relevant. Bemest je plekken met min- der biomassa nu meer of juist minder? Meer bemesten zou tot een uniformer gewas moeten leiden, maar misschien is de opbrengstpotentie van de bodem de boosdoener en is meer (kunst)mest juist weggegooid geld. Om te bekijken hoe precisiebemesting, het plaatsspecifiek variëren van kunstmestgiften, uitpakt gaat NPPL-deelnemer Ad van Velde in Kantens (Gr.) op drie percelen een heel jaar lang dezelfde variatie aanbrengen. “Afgelopen jaar bleek uit opbrengstmetingen dat Ad in het hart van zijn percelen meer gras oogstte dan daarbuiten”, zegt zijn NPPL-begeleider Fedde Sijbrandij. “Het perceelshart geven we nu 15 tot 20% meer kunstmest, de rand eromheen een standaardgift en de buiten- ste rand 15 tot 20% minder kunstmest. Een tweede, even groot deel van hetzelfde per- ceel dient als referentie en krijgt enkel de standaardgift. Hiernaast kijken we dit jaar naar het optimaal verdelen van beschikbare mest over alle percelen. Het viel vorig jaar namelijk op dat grasopbrengsten (droge stof en eiwitgehalte) op langjarig grasland, zomaar 20% hoger waren dan die dan op voormalige akkerbouwpercelen. Dit geeft aan dat het belangrijk is de perceelshistorie mee te nemen in het bemestingsplan.”


Bodem versus biomassa Het valt Sijbrandij op dat er nog geen directe correlatie kan worden aangetoond tussen de variatie in de bodem, gemeten met een bodemscanner, en de variatie in de grasopbrengst (kwantiteit en kwaliteit) gemeten met een NIR-sensor op een hak- selaar. “De bodemscan brengt wel variatie in een perceel in beeld, maar grasgroei is van veel factoren afhankelijk. Droog of juist nat weer kan ervoor zorgen dat de relatie tussen de bodem en grasgroei telkens anders is. Daarnaast wordt gras gemaaid, geschud en geharkt voordat het gehakseld wordt, dus de vraag is ook hoever je in moet zoomen.”


NPPL-deelnemer Zwier van der Vegte ervoer afgelopen jaar dat drogestofgehal- tes, gemeten met een NIR-sensor op een hakselaar, goed overeenkwamen met het drogestofgehalte dat was bepaald met traditioneel gedroogde monsters. “Iets anders dat we hoopten te vinden, was een positieve correlatie tussen de geleidbaar- heid (EC) van de bodem in de bouwvoor en de grasopbrengst gemeten met een Pasture Reader. Een correlatie was er ook wel, al- leen omgekeerd evenredig”, zegt hij.


38


Deze met ultrasoon geluid werkende Pasture Reader wordt in verschillende projecten ge- bruikt voor grasopbrengstmetingen.


Correlaties tussen bodemscans en grasgroei en -opbrengst blijken door droog of juist nat weer soms weerbarstig, en lastig te leggen.


NPPL’er Ad van Velde (links) en Fedde Sijbrandij doen dit jaar proeven met variabele kunst- mestgiften. Het perceelshart krijgt 115 tot 120% kunstmest en de buitenste rand 80 tot 85%.


GRASDAG SPECIAL 2020 — augustus 2020


FOTO: JAN WILLEM VAN VLIET


FOTO: KOOS GROENEWOLD


FOTO: MARTEN SANDBURG


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60