Alle moderne technologie ten spijt, blijft het betrouwbaar in kaart brengen van grashoogtes en -opbrengsten een uitdaging. Handmatig meten, bemonsteren en wegen blijft de referentie.
FOTO: PETER ROEK
Volg het bemestingsadvies Collega-onderzoeker Idse Hoving vindt dat veehouders en loonwerkers vooral bemestingsadviezen op basis van weten- schappelijk onderbouwde rekenregels moeten volgen, zoals het bemestingsadvies van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (
www.bemestingsadvies. nl). “Als je het bemestingsadvies volgt en op perceelsniveau bemest, dan benut je al een groot deel van de potentie van bodem en gewas. Die houdt ook rekening met de organische-stofbalans en de CEC (Cation Exchange Capacity). De laatste geeft aan hoeveel voedingsstoffen bodemdeeltjes aan zich kunnen binden. Stem je gift(en) wel af op je teeltdoel: beweiden of oogsten. En probeer om niet met mengmonsters te werken. Neem bodemmonsters op die plekken waar je op basis van ervaring en/ of historie afwijkingen verwacht. Hiervoor kun je een bodemscan ook prima inzetten. En je moet weten wat je brengt (bemest) en haalt (oogst) om stapje voor stapje meer inzicht te krijgen. Voor het eerste, de be- mesting, wordt al enige tijd geëxperimen- teerd met biomassametingen met drones. Die geven een gevoel bij de hoeveelheid gras(opbrengst) en de noodzakelijke bijbe-
‘Laten we eerst het
bestaande management verfijnen en preciezer gaan werken.’
mesting. Maar hier liggen nog geen weten- schappelijk onderbouwde rekenregels aan ten grondslag.”
Bert Philipsen stipt aan dat de Commissie Bemesting richtlijnen opstelde voor het stikstofleverend vermogen van grasland: 25-30 kilo N per procent organische stof voor zandgrond, en 10-15 kilo N per procent organische stof voor kleigrond. Dit zou impliceren dat een bodemscan een goede basis kan zijn voor het in kaart brengen van variatie in de bodem. “Mi- neralisatie is echter sterk afhankelijk van temperatuur en vochttoestand, en dat maakt de relatie tussen organische stof en
GRASDAG SPECIAL 2020 — augustus 2020
stikstofleverend vermogen weerbarstig”, zegt hij. Een fenomeen dat proeven vorig jaar op melkveeproefbedrijf De Marke in Hengelo (Gld.) in het kader van NPPL ook aan het licht brachten (zie kader). “Er is nog zoveel te halen op perceelsniveau: kijk naar drogestofopbrengsten en eiwitbehoefte, rantsoen en voerstrategie, het aantal sne- des/beweidingen en de zwaarte ervan.”
Stabiele verbanden ontbreken Jouke Oenema, onderzoeker bij Wagenin- gen Plant Research geeft aan dat het leggen van verbanden tussen bodem, bemesting, biomassa en opbrengst lastig is omdat de stabiliteit ontbreekt. “Wat zijn de juiste indicatoren? Hoe bepaal je de relatie tussen bijvoorbeeld biomassa, bodem en bemesting? En hoe betrouwbaar zijn die metingen dan? In de projecten DISAC en Grass4Farming werken we met verschil- lende technieken om de grasopbrengst te bepalen. Zoals de met ultrasoon geluid werkende Pasture Reader, en verschillen- de reflectiemetingen (drones, satellieten, gewassensoren). De referentie blijft echter fysieke monstername en weging van het gewas. Wat nu een goede bemestingsstra- tegie is, blijft nog de vraag.”
37
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60