52
‘Schaarse IC-bedden benutten voor burgers als ze wellicht binnenkort nodig zijn voor eigen mensen?’
Het komt gelukkig zelden voor, maar soms moeten moeilijke keuzes gemaakt worden.’ Ook als de lokale bevolking wél mag worden geholpen, maken artsen soms de principiële keuze af te zien van medische bijstand. ‘Tijdens de UNTAC-missie in Cambodja meldden burgers zich met tbc. Voor herstel daar- van is langdurige behandeling nodig. Die kon niet geboden worden en dus werden patiënten doorverwezen naar de schaarse lokale klinieken.’
Professionele autonomie Een vraag die Hooft met haar onder- zoek wilde beantwoorden betreft de professionele autonomie van medisch personeel tijdens uitzendingen. Artsen en verpleegkundigen maken in ‘nor- male’ omstandigheden onafhankelijke keuzes, die ze toetsen aan de medische en ethische voorwaarden die gelden
voor hun beroep. Die autonomie, zag Hooft, kan tijdens een missie door meerdere factoren onder druk komen te staan. ‘Tijdens een uitzending valt de medische staf onder de krijgstucht: die moet orders opvolgen van de militaire leiding, óók als die ingaan tegen hun beroepsstandaarden.’ Dat medische handelingen soms als militair-strategische tactiek worden ingezet, kan de autonomie van het medisch personeel ook onder druk zetten. ‘In de periode 1990-2010 is de civiel-militaire samenwerking (CIMIC) tijdens missies steeds belangrijker ge- worden. Het doel daarvan is de positie van militairen verstevigen door banden te smeden met lokale autoriteiten, bij- voorbeeld door het opleiden van lokale artsen. Daarnaast kun je zo’n lokale autoriteit medische steun bieden, voor zichzelf of een familielid. Als het daarbij bijvoorbeeld gaat om een kortdurende behandeling terwijl er eigenlijk, vanuit medisch perspectief, een langer me- disch traject nodig is, kan dat tot een dilemma leiden’, zegt Hooft. Ook is de context van een uitzen- ding een risicofactor. ‘Een sprekend voorbeeld hiervan is de situatie in Srebrenica, voorafgaand aan de ge- nocide. Burgers die naar de compound in Potocari waren gevlucht, kregen aanvankelijk zoveel mogelijk hulp van medisch personeel. Op enig mo- ment werd die ingeperkt naar ‘alleen levensreddende hulp’ en vervolgens helemaal opgeschort. Er moest gewacht tot Nederlandse soldaten die nog op observatieposten zaten, allemaal veilig waren. Voor medisch personeel ter plaatse was dit moeilijk.’ Hooft benadrukt dat commandanten de deskundigheid van hun medisch per- soneel volstrekt serieus nemen. ‘Zolang extreme situaties zoals in Srebrenica
checkpoint
zich niet voordoen, laten ze artsen en verpleegkundigen eigen afwegingen maken.’
Twee niveaus Uitzendingen plaatsen medisch per- soneel dus geregeld voor dilemma’s waarbij twee professionele identiteiten botsen. ‘Schaarse IC-bedden benutten voor burgers als ze wellicht binnenkort nodig zijn voor eigen mensen? Medisch gezien moet dat kunnen, maar vanuit het militaire perspectief niet wenselijk. Of stel je een verpleegkundige voor die tijdens een patrouille schaarse midde- len wil inzetten voor gewonde burgers, maar dat vanuit zijn rol als militair moet nalaten, omdat het zijn principiële taak is eigen mensen altijd te kunnen helpen.’ Bij het omgaan met dilemma’s, zo constateert Hooft, ervaart het medisch personeel die botsende identiteiten niet per se als problematisch. ‘Ik heb de situaties waarin artsen en ver- pleegkundigen tijdens uitzendingen moeten opereren opgedeeld in drie fasen: vaststellen wat er aan de hand is, besluitvorming over wat te doen en, ten slotte, het daadwerkelijke handelen. Ik was benieuwd welke rol de overhand neemt in de verschillende fasen. De meeste artsen en verpleegkundigen kijken en handelen, als daar voldoende ruimte voor is, in alle fasen als medicus. Maar als de situatie erom vraagt, dan laten ze zich bij besluitvorming en het handelen ook door militaire overwe- gingen leiden. Hoeveel dagen moeten we nog doen met deze medicijnen, bij- voorbeeld, of hoe waarschijnlijk is het dat we in deze gevaarlijke situatie onze middelenvoorraad snel kunnen aanvul- len?’ Een enkeling, zag Hooft, voelt die noodzaak als verlies van professionele autonomie. De meesten echter vinden
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76