36
Onderzoek Afghanistan
zouden ook andere uitzendingen moeten worden onderzocht. ‘Dan zul je een patroon zien, vermoed ik. Gebrek aan strategie, gebrek aan echt politiek commitment, wensdenken over resultaten, het onjuiste idee dat oorlog ‘schoon’ kan zijn en, ten slotte, de uit een superioriteitsgevoel voort- komende gedachte dat je andere landen kunt inrichten op een door ons bepaalde manier.’ Maar Grandia denkt ook dat binnen de huidige, meer beperkte onder- zoeksopzet deze kwesties aan de orde kunnen komen. ‘Het gaat om fundamentele vragen, die wat mij betreft moeten leiden tot een andere manier van denken als er in de toekomst weer over een missie wordt besloten.’ Grandia wil voorkomen dat het Afghanistan-onderzoek uitmondt in ‘het zoveelste onderzoeksrapport’ waarmee uiteindelijk weinig wordt gedaan.
Ethische afweging Voorzitter van de Eerste Kamerfractie van de PvdA Mei li Vos was als Tweede Kamerlid in 2007 betrokken bij het besluit om de missie in Uruzgan tot en met 2010 te verlengen. ‘Ik was en ben net als de meeste Kamerleden geen expert op militair terrein. Ik was indertijd woordvoerder economische zaken, daar lag mijn specialisme. Maar gelukkig organiseerde onze toenma- lige defensiewoordvoerder Martijn van Dam voor onze fractie een aantal informatiesessies met deskundigen. Dat werkte heel goed.’ Voor Vos was het doorslaggevende argument om voor verlenging te stemmen het niet in de steek willen laten van de vrouwen en meisjes en de Afghaanse
checkpoint
burgerbevolking in het algemeen. Dit ondanks alle twijfel: ‘De enige zekerheid die ik toen had, was dat ik eigenlijk niets zeker wist. Het was voor mij als sociaal democraat vooral een ethische afweging.’
Grote risico’s Vos zou niet weten waarom je nu geen onderzoek zou willen doen naar de inzet. Drie vragen moeten wat haar betreft centraal staan. ‘Allereerst natuurlijk of we bij de debatten over de missie de juiste besluiten hebben genomen. Hebben we toen informatie over het hoofd gezien, of achteraf gezien een verkeerde afweging gemaakt? En in 2021 was er, met het
‘Er is een gebrek aan strategie en aan politiek commitment’
vertrek van de Amerikanen, die vre- selijke afloop. Hoe heeft dat kunnen gebeuren? En vanzelfsprekend moeten we kijken of in de toekomst de besluitvorming anders moet. Al vind ik dat de Tweede en Eerste Kamer heel zorgvuldig omgaan met beslissingen over wel of niet deelnemen aan militaire missies. Als volksvertegen- woordiging zijn we ons er donders goed van bewust dat je mannen en vrouwen naar een gewapend conflict stuurt, en dat er dus grote risico’s zijn.’
Stinkende best Generaal-majoor b.d. Theo Vleugels was als kolonel de eerste bevel- hebber van de Task Force Uruzgan. Tegenwoordig is hij directeur van de Oorlogsgravenstichting. Zijn militaire carrière begon in 1981 als pelotons- commandant bij UNIFIL in Libanon. Persoonlijk kijkt hij positief terug op de Uruzgan-missie. Tegelijkertijd zijn er gemengde gevoelens. ‘We hebben ons stinkende best gedaan de wereld een stukje beter te maken. In de vier jaar dat we in Uruzgan zaten, hebben we absoluut een positief effect gehad. Maar als je erop terugkijkt in de bredere context van twintig jaar aanwezigheid in Afghanistan, kun je je afvragen of het land er veel mee is opgeschoten. Zeker gelet op de huidige situatie. Maar dat is wijsheid achteraf.’ Ook Vleugels staat positief tegenover het Afghanistan-onderzoek. Het gaat immers om kennisvergaring. Om het op een rijtje zetten van wat er is besloten en gedaan. Om te bezien wat er goed of juist fout ging. ‘Ik hoop van harte dat dit onderzoek werkt als een soort spiegel voor politici, militairen en burgers. Dat het een samenhan- gend beeld gaat bieden waaruit we lering kunnen trekken. Zonder dat we terechtkomen in een sfeer van verwijten, van de een die de ander de schuld geeft.’
Worstelen Het valt Vleugels trouwens op dat Nederland meer dan andere landen militair optreden lastig vindt. ‘Dat vind ik voor het Afghanistan-onderzoek een interessante constatering. Hoe kan het toch dat wij als Nederland
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76