Politiek-militaire verhoudingen
17
De politiek heeft het primaat maar niet de expertise, en de krijgsmacht heeft de expertise maar uiteindelijk amper zeggenschap. Waar
schuurt het in de politiek-militaire verhoudingen? Tekst Christ Klep Illustratie Vijselaar en Sixma
In weinig landen gaat de politieke bemoeienis met militaire operaties zo ver als in Nederland. Ons land valt zo’n beetje in de categorie van bijvoorbeeld Duitsland. Bij onze oosterburen staat de Bundeswehr zelfs als een ‘parlementair leger’ (Parlementsarmee) te boek. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met de permanente verwerking van de Tweede Wereldoorlog. Terug naar Nederland. Om te beginnen is het belangrijk te specificeren wat we precies met ‘militaire operaties’ bedoelen. Zoals de befaamde militair theoreticus Carl von Clausewitz (1780- 1831) al constateerde: ‘Oorlog is de voortzetting van politiek met andere middelen.’ In een democratie hoort elke militaire inzet politiek grondig gelegiti- meerd te zijn. Logisch. In principe is de
I
Nederlandse grondwet op dit punt hel- der: de regering heeft het oppergezag over de krijgsmacht. Wordt ons land of het NAVO-grondgebied aangevallen, dan zal het parlement even een stapje terugdoen. De ministers moeten de kans krijgen dergelijke afgedwongen acute oorlogen (‘wars of necessity’) in goede banen te leiden. Maar de laatste decennia hebben we toch vooral te maken gehad met mili- taire operaties die ons land vrijwillig aanging: ‘wars of choice’. Doorgaans gebeurde dat onder de noemer van handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Zeg maar: vredesmissies. Nou ja, Nederland gaat deze missies in principe vrijwillig aan. Soms is de druk van de bondgenoten om mee te doen wel érg groot. Hoe anders raakte Nederland verzeild in Srebrenica of in Afghanistan en Irak?
Toetsingskader Hoe dan ook, bij vredesmissies is de besluitvorming meestal wat minder gehaast. Tussen het eerste verzoek van bijvoorbeeld de VN en de uiteindelijke uitzending zit meestal wel een paar maanden. Geheel in de Hollandse poldertraditie is in Nederland een uitgebreid politiek raamwerk opgezet om deze besluitvorming richting te geven en uit te werken. Als gezegd, weinig landen discussiëren tot in zoveel detail over het uitzenden van militairen. Belangrijkste instrumenten daarbij zijn
het zogenoemde ‘toetsingskader’ (offici- eel het ‘toetsingskader voor uitzending van militaire eenheden voor internatio- nale operaties’) en sinds 2000 de artikel 100-procedure.
Libanon Een korte uitleg. Eind jaren zeventig maakte de Nederlandse politiek voor het eerst kennis met lijstjes criteria voor militaire uitzendingen. Dat kwam door de UNIFIL-missie in Zuid-Libanon. Eigenlijk voor het eerst sloeg de Tweede Kamer aan op een aanko- mende VN-uitzending. De UNIFIL- missie lag extra gevoelig vanwege het uitzenden van dienstplichtigen (wat eigenlijk voor het eerst leidde tot enige maatschappelijke onrust en rumoer vanuit de achterban) en de haat-liefde- relatie met regionale grootmacht Israël.
Tussen het verzoek en uitzending zit meest- al een paar maanden
checkpoint
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76