22
Herbewapening
Obstakel 1: Afbraak gaat sneller dan opbouw Het opheffen van eenheden en onder- delen en de verkoop van overtollig verklaard materieel – Nederland figu- reerde daardoor enige tijd prominent op het lijstje van mondiale wapenex- porteurs – is relatief eenvoudig. Het herstellen en uitbreiden van militaire capaciteiten is daarentegen duur en verloopt traag. Het kost vaak jaren voordat het benodigde materieel voorhanden is en vooral voordat de bijbehorende expertise en geoefend- heid er weer zijn.
Obstakel 2: Wachttijden Nu tegelijk veel landen kiezen voor het
op orde brengen van hun krijgsmacht wordt het onvermijdelijk dringen bij de leveranciers. Extra lange wachttijden zullen het gevolg zijn. Daarbij komt nog dat ingewikkelde aanbestedingsregels en eventuele specifieke Nederlandse militair-technische eisen tot extra vertraging kunnen leiden.
Obstakel 3: Personeel Dan is er de essentiële factor
personeel. Op dit moment heeft de krijgsmacht al bijna negenduizend vacatures. Ook de komende jaren zal de Nederlandse arbeidsmarkt krapte kennen door de vergrijzing en personeelstekorten binnen specifieke sectoren, met name bij technische beroepen. Om het vacatureprobleem op te lossen en daarboven zelfs extra mensen te werven, zal Defensie een aantrekkelijker werkgever moeten worden. Dan gaat het natuurlijk allereerst om betaling, arbeidsvoorwaarden en loopbaanperspectieven, maar naar verwachting eveneens om een veel grotere rol van oproepbare reservisten en de inzet van deeltijd- militairen (mannen en vrouwen die hun bijzondere expertise, bijvoorbeeld op ICT-vlak, op parttimebasis beschikbaar stellen).
checkpoint
Obstakel 4: Geen ‘grand strategy’ Herstel en uitbreiding van capaciteiten vereist een ‘grand strategy’. Dat wil zeggen dat er een helder verband is tussen politieke keuzes – wat willen we met onze krijgsmacht? – en de daaruit voortvloeiende militaire middelen. Ontbreekt zo’n ‘grand strategy’, dan is het gevaar groot dat veel geld wordt verspild aan prestigieuze projecten die eigenlijk niet nodig zijn. Op dit moment ontbeert Nederland nog de noodzakelijke strategische keuzes. Al wordt er door de nieuwe minister van Defensie aan gewerkt.
Obstakel 5: Europese samenwerking De samenwerking tussen Europese partners binnen de NAVO en in EU-verband zal op de schop moeten. Nu heeft, kort gezegd, elk land in militair opzicht van alles wat maar van niets voldoende. Daarbij komt dat er op Europees niveau grote hiaten zijn, bijvoorbeeld waar het gaat om inlichtingenwerk en ‘strategisch’ luchttransport. Ook als er veel meer geld beschikbaar komt, blijven onder- linge taakverdeling en specialisatie en verregaande integratie van krijgs- machten daardoor belangrijke issues. Alleen zo kan de Europese defensie- inspanning efficiënt en effectief worden. Hier hebben de dienstdoende politici, generaals en admiraals nog een forse slag te winnen.
Nederland maakt geen strategische keuzes
Het halve minimum
De Nederlandse krijgsmacht verkeert al jarenlang in een weinig florissante staat. Er zijn zeker goede eenheden en moderne wapens, zoals de nu instromende hi-tech F-35-gevechtstoestellen. Maar er zijn tegelijkertijd in personeel en materieel opzicht grote tekorten en er is veel achterstallig onderhoud. Tevens ontbreekt het door alle opeenvolgende inkrimpingen aan voortzettingsvermogen: het hebben van voldoende mensen en middelen voor het langer kunnen volhouden van een grotere missie. Deze situatie is voor een groot deel de erfenis van het eerste kabinet-Rutte (2010- 2012). Toen besloten VVD en CDA, gesteund door ‘gedoogpartner’ PVV, tot een draconische bezui- niging. Juist op het moment dat de krijgsmacht na de veeleisende inzet in Uruzgan behoefte had aan herstel en investeringen. Het gaf menig militair het gevoel dat Defensie terugkeerde naar de beruchte bezuinigingsjaren van voor de Tweede Wereldoorlog. Een periode waarin lange tijd het minimum nog te duur werd gevonden en politici liever kozen voor ‘het halve minimum’, zoals een bekende uitdrukking luidde.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76