search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
aanvaarden. De rol van de ondersteuning door het eigen sociale netwerk wordt veel groter en daarmee het belang van en de druk op onder- steuning vanuit de omgeving van de veteraan, de zogeheten nuldelijnsondersteuning.”


De commissies Tiesinga I, II en III


Dat het veteranenbeleid in de jaren negentig gestalte kreeg, is voor een belangrijk deel te danken aan drie door het ministerie van Defensie ingestelde commissies die onder leiding stonden van Tiesinga. De eerste commissie deed in 1997 en 1998 onderzoek naar de zorgbehoefte van veteranen en hun gezinsleden en naar de eisen waaraan een adequate zorgorganisatie zou moeten voldoen. Tiesinga: “Toen is al vastgesteld dat deelname aan vredesmissies op korte en op lange termijn aanpassings- en verwerkingsproblemen met zich mee kan brengen, waardoor veteranen en hun gezins- leden, ook na het verlaten van de dienst, behoefte hebben aan erkenning, maar ook aan lotgenotencontact en aan professionele hulpverlening. Een actieve houding van de krijgsmacht bij het ver- lenen van nazorg wordt door veel veteranen en hun gezinsleden op prijs gesteld en kan bovendien een bijdrage leveren aan het verminderen, en zo mogelijk ook voorkomen, van aanpassings- en ver- werkingsproblemen op de lange termijn.” Tiesinga II hield zich vanaf 1998 bezig met het post- Cambodja klachten onder- zoek nadat militairen die deelnamen aan de vredes- missie UNTAC in Cambodja lichamelijke klachten bleken te hebben waar geen verklaring voor werd


Marie-Louise Tiesinga reikt in september 1998 het onderzoeksrapport naar het Cambodja Klachten Complex uit aan staatssecretaris van Defensie Henk van Hoof. Foto: Karin Stroo


gevonden. “De resultaten van het post-Cambodja klachten onder- zoek deel 1 en 2 tonen onder meer aan dat de voorbereiding en de verstrekte informatie rondom een uitzending van grote invloed zijn op de fysieke en psychische gesteldheid van de uitgezonden militair. Daarnaast is een goede medische registratie van belang. Zaken als herhaalde uitzending met te korte voorbereidings- en/of recupera- tietijd, het idee zelf weinig invloed op de klachten te kunnen uitoe- fenen en problemen in de thuissituatie zijn eveneens risicofactoren voor het ontstaan en in stand houden van klachten.” De derde commissie die Tiesinga leidde, deed onderzoek naar de gezondheid van militairen die uitgezonden waren geweest naar drie locaties in Bosnië, te weten Lukavac, Santici en Busovaca. De gerapporteerde gezondheidsklachten bleken in sommige gevallen een directe en logische relatie met het verblijf in Bosnië te hebben. Tiesinga: “De conclusie luidde onder meer dat het verhoogd voorko- men van klachten aan luchtwegen en maag-darmkanaal tijdens het verblijf in Lukavac mogelijk samenhing met blootstelling aan lokale lucht- en waterverontreiniging. Een van de aanbevelingen was dat aandacht dient te worden besteed aan het tijdig onderkennen van een cumulatie van belastende factoren tijdens militaire operaties, met name bij daarvoor gevoelige personen, om daarmee – zo mogelijk – nadelige gezondheidseffecten te voorkomen.”


26


Dat er op dat gebied voor veteranen steeds meer initiatieven worden genomen, juicht Tiesinga toe. “Enerzijds biedt de nuldelijns- ondersteuning een kameraadschappelijk klimaat dat de veteraan helpt om geestelijk gezond te blijven. Anderzijds biedt zij een betrokken omgeving die zich bekommert om veteranen die het onvoldoende redden en mogelijk professionele hulp nodig hebben. Het steunsysteem voor veteranen buiten dienst neemt daarmee in belang toe en wordt een onmisbare aanvulling op de hele zorgketen.” Nu de nuldelijnsondersteuning vanuit het Vete- ranen Platform, de samenwerkende Veteranen Ontmoetings Centra en het Veteraneninstituut nog projectmatig wordt gefinancierd door het vfonds ligt er een uitdaging. “Er moet nu al worden nagedacht over het financieel overeind houden van deze belangrijke vorm van steun na 2015. Want hoe dan ook, het kost altijd geld en ik vind dat er ook een taak bij Defensie ligt. Maar daar niet alleen, want het vfonds is juist ook voor dit soort zaken opgericht.”


Veteranenbesluit Ondanks de Veteranenwet kan er wat Tiesinga


betreft nog niet tevreden achterovergeleund worden. “Met belangstelling volg ik de verdere invulling van de wet door Defensie. Onder meer wat Defensie ziet als de reikwijdte van haar veteranenzorg en de integrale visie op de vete- ranenzorg. Kan Defensie het huidige voorzie- ningenniveau binnen de begroting handhaven? Hoe wordt het veteranenloket ingericht?”, somt zij moeiteloos enkele brandende vragen op. Richting Defensie heeft zij nog een dringend advies over wat zij noemt ‘verwachtingsmanage- ment’. “Handel alle oude dossiers met de grootst mogelijke snelheid af en communiceer straks helder en intelligent over wat veteranen in de toekomst mogen verwachten. Kom in het kader van de Veteranenwet en het Veteranenbesluit met een coherent communicatieplan dat alle partijen die zich met erkenning, waardering en (na)zorg voor veteranen bezighouden omvat, waardoor de diverse communicatie-uitingen elkaar aanvullen en versterken. En maak vervol- gens afspraken over de uitvoering daarvan.” Dat laatste vindt zij des te belangrijker gelet ook op de bezuinigingen die er mogelijk nog in het verschiet liggen. “Waar ik me zorgen over maak, is het draagvlak in de maatschappij voor Defensie. Je ziet toch dat dit nu in tijden van crisis afneemt. Maar ook dat is een kwestie van communicatie en het ligt nu op het bordje van de politici om dat goed uit te leggen.” Over de oorzaak van dat afnemend draagvlak is ze dui- delijk. “Wat je mist, is de directe persoonlijke betrokkenheid van mensen bij de krijgsmacht. Persoonlijk ben ik nooit voorstander van de opschorting van de dienstplicht geweest. Daar- mee is Defensie uit de gezinnen en dus uit de samenleving verdwenen.”


MAART 2014


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64