177 uur per jaar’, rekent Mulder voor. Bij vreemde arbeid zorgt dat voor extra arbeidskosten van ruim 2650 euro. Bij alleen eigen arbeid – en Mulder gaat er dan vanuit dat de hoeveelheid arbeid constant is – kan de veehouder met de minst veerkrachtige koeien 95 koeien houden in vergelijking met 105 voor de veehouder die de veerkrachtigste koeien heeft. Bij een saldo van 150 euro per koe is dat een verschil van 1500 euro. ‘Natuurlijk schommelt het bedrijfs- saldo sterk van jaar tot jaar en tussen bedrijven, maar het is toch best een flink bedrag: tien procent van het bedrijfssaldo’, stelt Mulder.
de hoeveelheid arbeid is lager. Veerkrachtige koeien zijn koeien waar je als veehouder geen omkijken naar hebt’, geeft Mulder aan.
Om de economische waarde van veerkracht te bere- kenen, ging Mulder uit van een aantal aannames. Het saldo van een koe is 150 euro, er is vijf procent kans op attenties en elke attentie kost tien minuten. Mulder stelde daarnaast dat er vijf uur per dag be- schikbaar is voor het verzorgen van de koeien, de overige tijd is voor onder meer landwerk en boek- houding. Ingehuurde arbeid kost 15 euro per uur.
Veerkracht heeft economische waarde De uitkomsten van zijn berekening tonen aan dat veerkracht inderdaad een economische waarde heeft. Bij vreemde arbeid blijft die economische waarde constant op zo’n 77 euro per koe. Dat komt neer op een economische waarde van 4,74 euro per punt fokwaarde als de fokwaarde zou worden uitgedrukt met een gemiddelde van 100 en een spreiding van 4. Bij bedrijven zonder vreemde arbeid neemt de econo- mische waarde van veerkracht juist toe als bedrijven groeien. ‘Als er meer koeien per arbeidskracht zijn, is er minder tijd per koe. Het economisch belang van veerkracht neemt dan toe. Aan veerkrachtige koeien is een veehouder minder tijd kwijt.’ Mulder vergeleek ook twee gefingeerde bedrijven met honderd koeien. Het ene bedrijf molk dochters van de tien procent beste stieren voor veerkracht, het andere bedrijf molk dochters van de tien procent slechtste stieren voor veerkracht. ‘Dat levert een verschil in arbeid op van 29 minuten per dag, ofwel
Opnemen in fokdoel Mulder en Berghof keken ook wat er gebeurt als veerkracht wordt opgenomen in het fokdoel. Ze ko- zen voor een versimpeld fokdoel, waarin melkpro- ductie (30%), uiergezondheid (20%), levensduur (30%) en veerkracht (20%) meewegen. Dat resulteert weliswaar in een lagere melkproductie (–6,3%), maar de vooruitgang in veerkracht verdubbelt (102,6%), zo laat tabel 2 op pagina 7 zien. Ook neemt de kans op attenties af met 8,4 procent. ‘Het fokken op veerkracht heeft een duidelijke meer- waarde’, vindt Berghof. ‘Het kost minder arbeid, er zijn minder behandelingen nodig, de levensduur neemt toe en het vergroot de arbeidsvreugde van veehouders. Weliswaar kan het resulteren in een lagere genetische vooruitgang in melkproductie, maar per saldo gaat de veehouder erop vooruit.’ Uitgekeken op het onderwerp zijn de onderzoekers in ieder geval nog niet, geeft Poppe aan. ‘We gaan variatie in dagelijkse melkproductie nog verder vali- deren. Is het echt veerkracht dat dit kenmerk weer- geeft? Dat willen we doen door koeien met hoge en lage fokwaarden voor variatie in productie naast elkaar te leggen. We vergelijken dan hoe ze reageren in hun melkproductie op bepaalde verstoringen, zoals een hittegolf.’ Ook willen de onderzoekers andere indicatoren voor veerkracht in beeld brengen. ‘We zijn nieuwsgierig wat andere sensorinformatie als activiteitsmeting nog kan toevoegen’, geeft Mulder aan. ‘Als we dat combineren met melkproductiegegevens, kunnen we wellicht nog meer zeggen over veerkracht.’ l
Conclusies
– Het is mogelijk om te fokken op veerkracht. – Tussen veerkracht en efficiëntie lijkt een negatieve wisselwerking te bestaan.
– Veerkracht heeft een economische waarde. Het is daarom mogelijk om veerkracht op te nemen in het fokdoel.
– Fokken op veerkracht kan resulteren in een iets lagere genetische vooruitgang in melkproductie, maar per saldo gaat de veehouder erop vooruit.
– Onderzoekers gaan na of het ook mogelijk is om veerkracht te bepalen aan de hand van gegevens van activiteitmeting, eventueel in combinatie met melkproductiegegevens.
veeteelt MAART 2 2019
9
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62