Tekst: Leendert Douma - Foto: Shutterstock
Wat is er nodig om de GLI te laten vliegen?
Nederland werkt hard aan de implementatie van
de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). En met redelijk succes. Het RIVM becijferde dat het aantal deelnemers in 2020/2021 is verdubbeld. Ook de zorggroepen staan in principe positief tegenover de GLI en pakken hun rol bij de organisatie daarvan in dorpen en wijken. Maar om de GLI echt te laten vliegen is meer nodig. InEen ging kijken: hoe hebben zorggroepen in Amsterdam en Tiel de GLI opgezet en hoe nemen zij organisatorische drempels?
M 28 - MAART 2022
aartje Kuijpens is coördinator GLI in Amsterdam, namens de regionale ondersteunings- structuur Elaa. “We zijn begonnen met een Taskforce
waar alle partijen aan meededen: gemeente, sociaal domein, GGD, Zilveren Kruis, huisartsen, paramedici, GLI-coaches én de deelnemers zelf. Onderdeel van dit overleg was de organisa- torische aanpak: wie gaat er contracteren? De elf zorggroepen in Amsterdam waren de Alliantie Huisartsen (Aha) aan het vormen, in de tussentijd nam zorggroep ROHA het voortouw. Vervolgens zijn we uitvoerders gaan benaderen.” Inmiddels zijn er zo’n twintig coaches, vertelt Kuijpens, een derde daarvan is diëtist, een derde fysiothera- peut en een derde leefstijlcoach. Er worden in Amsterdam vier GLI-programma’s aangeboden. Vorig jaar waren er in totaal zo’n vijfhonderd deelnemers.
In Tiel gaat het net zo voortvarend. “Wij vonden dat de bevolking in Tiel wel wat GLI kon gebrui- ken”, zegt Martijn Leeflang. Hij is directeur van de multidisciplinaire zorggroep ECT. Er is gestart met twee programma’s: CooL en Beweegkuur.
“Menzis wilde de GLI graag een kans geven en heeft er nooit een rem opgezet.” Ondanks corona verliep de implementatie zonder problemen. De plaatselijke voetbalvereniging bood hulp, zodat de GLI-coaches buiten op de tribunes hun deelnemers konden ontvangen.
Drempels Maar net als op meer plekken in Nederland, liep men tegen drempels aan – inhoudelijk én organisatorisch. Maartje Kuijpens: “Uit enquêtes onder coaches, deelnemers en verwijzers bleek dat de onderlinge verwachtingen verkeerd waren. Coaches gaven bijvoorbeeld aan dat ze van huis- artsen en POH’s veel mensen met multiproblema- tiek doorkregen. Daar is het programma niet altijd voor geschikt. Ik denk dat dat ook komt doordat het RIVM wel gewicht en comorbiditeit, maar niet de sociale en psychische problematiek heeft meegenomen in de inclusie.” Om die ‘mismatch’ te voorkomen heeft ze twee aan bevelingen. Als eerste: laat niet alleen huisartsen verwijzen, kijk wat er meer mogelijk is. Ten tweede: neem tijdens de intake écht tijd en ruimte om te kijken of een GLI-programma wel bij iemand past.
Rompslomp “Ons grootste probleem is de financiële en admini stratieve rompslomp eromheen”, zegt Martijn Leeflang. Die wordt onder andere veroorzaakt door een mismatch tussen declaratie- standaarden. Als zorggroep is ECT gewend op te treden als ‘hoofdaannemer’ voor de zorgverzeke- raar, voor bijvoorbeeld de diabeteszorg verloopt de afrekening met onderaannemers vlekkeloos via VIPLive. Maar voor de GLI-programma’s gaat de afrekening via de paramedie-standaard en dat leidt tot uren puzzelen in Excel-sheets als er foutjes zijn. “We zijn nu meer tijd kwijt aan administratie dan aan zorg”, aldus Leeflang. “Dan wordt het enthousiasme wel minder.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32