search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
tellingen van het bureau voor natuurbescherming in Hessen dat de stand van de houtduif toeneemt. Daartegen neemt de stand van de Turkse tortels, met uitschieters naar boven en beneden, duidelijk af. In totaal werden in de afgelopen jaren gemiddeld slechts 24 exemplaren per jaar geschoten. Johannes Lang, wild- bioloog van de Universiteit van Giessen, tekent hierbij aan dat de tableaus niet geschikt zijn als indicatie voor de ontwikkeling van de stand. Het tellen van duiven in een bepaald jachtveld, dus in een beperkt gebied, heeft zijns inziens totaal geen zin. Grootschalige tellingen in het gehele land door vrijwilligers – de zogenoemde Citizen Science-projecten – leveren meer betrouwbare gegevens op, aldus Lang.


WINNAARS EN VERLIEZERS Waardoor neemt de houtduif, alsook de holenduif, in aantal toe, terwijl andere soorten afnemen? Hoewel alle duivensoor- ten zaad- en graaneters zijn, zijn er subtiele verschillen. De houtduif en holenduif hebben een breed voedselspectrum. Graankorrels, zaden, allerlei soorten groenvoer en teelten (berucht is de smaak van duiven die op spruitkool gevlogen hebben) en voor een deel ook dierlijk voedsel. De andere soor- ten beperken zich meer tot zaden, wikke, klaver en sommige zoete grassoorten. Juist deze voedselbronnen zijn in de afgelo- pen decennia minder geworden. Het zijn de aanpassingen in de benutting van het landschap die de hout- en holenduiven bevoordelen, terwijl de meer kieskeurige soorten in het ge- drang komen.


IN EEN VRIJE VAL De zomertortel daartegen dreigt te verdwijnen. In de afgelopen 40 jaar nam de stand van de slanke, bonte duif in Europa met plusminus 77% van de in 1980 gemeten populatie af. Als exclu- sieve graaneter is het bestaan van deze duif sterk verbonden met de omstandigheden in de akkerbouw. Waar ze gedurende het broedseizoen van mei tot augustus genoeg zaden en graankorrels vindt, heeft de zomertortel kans om voldoende nakomelingen groot te brengen voordat ze weer op weg gaat naar de Afrikaanse winterkwartieren. De soort heeft zich deels aan de veranderingen op de akkers en velden aangepast. Het menu bestaat tegenwoordig uit bijna 60% koolzaad en graan- korrels, terwijl vroeger meer dan 90% zaden van wilde kruiden deel uitmaakte van haar voedselspectrum. Waren destijds drie broedsels tijdens de zomer standaard, nu zijn het er nog maar twee. Wel zijn er momenteel speciale zaadmengsels in de handel waar de zomertortels in hun broedgebieden goed bij gedijen. Belangrijk hierbij is dat in deze gebieden het bosoppervlak niet meer dan 60% bedraagt en het daar niet te nat (minder neerslag dan 225 millimeter tijdens de zomer), en niet te koud is. Uiteraard spelen verschillende gevaren tijdens de trek een rol. De zomertortel is de enige van de duivensoorten die twee- maal per jaar zowel de Middellandse zee als de Sahara moet passeren. Tussen de broed- en overwinteringsgebieden worden jaarlijks ongeveer 1,4 tot 2,2 miljoen vogels geschoten. Daarom wordt in de EU gepleit om op korte termijn te komen tot een jachtverbod op deze duivensoort. Hout- en holenduiven hebben de gevaren van zo’n lange trek niet te duchten. Van jaar tot jaar kan hun overwinteringsgebied verschillen. Vaak pendelen ze in dezelfde regio tussen stad en platteland. Hun herfst- en voorjaarstrekroutes liggen binnen Europa. Vanuit Midden- en


44 • deJager


Noord-Europa vliegen ze tot Frankrijk of naar warmere streken ten noorden van de Middellandse zee.


DE TOEKOMST VAN DE DUITSE DUIVENJACHT Jacht- en natuurbeschermingsverenigingen maakten van het symposium in Hessen gebruik om hun visie naar voren te brengen en om vragen te stellen. Dr. Nadine Stöveken van de jagersvereniging uit Hessen eiste opnieuw van het ministerie van Milieubeheer duidelijkheid over hoe de verplichte vaststel- ling van de duivenstand door jagers vorm moet krijgen. In geval van aanmerkelijke schade aan akkerbouwgewassen, eiste ze verlenging van de bejaagbare periode. De vertegenwoordigers van een tweetal natuurbeschermingsorganisaties vonden de duivenjacht niet meer van deze tijd en wezen op het gevaar van (onbedoelde) verwisseling tussen bejaagbare en niet bejaag- bare soorten. Wel waren alle betrokkenen het eens dat de eis om gegevens te verzamelen over de stand vóór aanvang van de jacht alleen zin heeft als het resultaat daarvan voldoende bewijskracht heeft en duidelijk is wat de drempelwaarde van een toereikende stand – die duurzaam jachtdruk kan verdragen – moet zijn.


De wetenschapper Johannes Lang ging in zijn slotwoord in op diverse vragen die aan bod kwamen en vatte de stand van de huidige kennis en het onderzoek samen: ‘De jacht in Duits- land kan momenteel aan de bestanden van beide bejaagbare duivensoorten geen schade toebrengen. Ook een incidentele verwisseling van jonge houtduiven en holenduiven heeft op beide soorten geen noemenswaardige invloed op de ontwikke- ling van de populatie.’ Naar zijn mening moet de wetgever met een zeer uitvoerige en deugdelijke motivatie komen wanneer bepaald wordt om een bejaagbare soort niet langer te laten bejagen. Dit laatste kan voor de in Duitsland voorkomende duivensoorten niet. Bovendien biedt de jacht op houtduiven en Turkse tortels ook de kans om jagers te betrekken bij een breed scala van maatregelen die helpen bij de instandhouding van deze duivensoorten, hetgeen vooral voor de zomertortel van groot belang kan zijn. Tenslotte telt alleen het eindresultaat en alles draagt bij als het helpt om wildsoorten en (geschikte) biotopen in stand te houden.


Dit artikel verscheen eerder in tijdschrift Wild und Hund (nr. 18, oorspronkelijke titel: Schadet Jagd?). Auteur: dr. Christine Miller.


Nawoord van de vertaler


Sinds 1973 kom ik bijna jaarlijks bij Duitse jachtvrienden in het stadje Korbach in de deelstaat Hessen. In al die jaren is mij opgevallen dat de jacht op kleinwild daar weinig belangstelling geniet. Hooguit trekt een enkele weidman er in december op uit om voor de kerstdis een haas te schieten en vrijwel altijd is dat een zware boshaas. De jagers die ik daar ken, zijn uitstekende kogelschutters, maar met het hagelgeweer succesvol duiven bejagen vergt andere kwaliteiten. Van behoorlijke tableaus is daarom niet of nauwelijks sprake. Dit gegeven zal ongetwijfeld een rol spelen in het hierboven beschrevene.


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68