search.noResults

search.searching

saml.title
dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
‘I


k ben opgegroeid in bos en veld, zwierf dagenlang met mijn paard over de Veluwe en heb altijd een groot hart voor dieren gehad’, zegt Karen Bruursema. ‘Daarvan is mijn werk als valwildmedewerker bij Stichting Wildaanrijdingen Nederland een logisch ge-


volg. Ik wil niet dat aangereden of zieke dieren onnodig lijden.’ Haar werkgebied is het oostelijke deel van de Veluwe. Daar draait ze nu sinds twee jaar piketdiensten als valwildmedewer- ker. Dan wordt ze regelmatig in de nachtelijke uren uit haar bed gebeld, omdat er weer ergens een dier is aangereden. ‘Ik snap het soms echt niet’, vertelt ze met lichte verbijstering in haar stem. ‘Laatst nog lag er midden op een drukke weg een edel- hert. Toen ik erbij kwam, was dat beest al behoorlijk lang dood. Dat betekent dat er heel veel mensen zijn geweest die niet het politienummer 0900-8844 hebben gebeld. Die automobilisten zijn er gewoon met een gevaarlijke slinger omheen gereden, half door de berm. Ik begrijp dat niet. Dat doe je toch niet?’ Kennelijk is er voor veel automobilisten nog een drempel om de politie te bellen als ze een dood dier zien liggen. Het gevolg is vaak onnodig lijden. Zo’n dier strompelt soms nog een eindje de berm in en gaat dan ergens liggen versterven. Bruursema: ‘Dat gaat me aan het hart. Wij mensen veroorzaken deze ellende, dan moeten we ook de verantwoordelijkheid nemen om zo’n beest niet te laten lijden. Op dit moment zijn in meerdere provincies nog verschillende valwildteams actief die allemaal op hun eigen manier te werk gaan. Ik zou het toejuichen als dat gestandaardiseerd wordt, bijvoorbeeld door het landelijk uitrollen van de SWN. De Stichting Wildaanrijdingen Nederland heeft immers een goede en complete blauwdruk gemaakt die zo landelijk kan worden ingevoerd.’


ZWARTE BROEK Bruursema komt niet uit een jagersnest. Haar ouders hadden niets met jacht, haar man is geen jager en veel vriendinnen begrijpen nog steeds maar half wat haar drijft. Ze werkte ooit als dierenartsassistent en in die tijd kreeg ze veel vogeltjes en andere gevonden dieren bijna dagelijks binnen. Bruursema: ‘Die hadden mensen dan gevangen en in een veel te klein doosje


“ 10 • deJager


Ik wil niet dat mensen mij in eerste instantie als jager zien als ik bij een aanrijding aankom


gestopt. Vervolgens stond dat beest stijf van de stress, waren de vleugels gebroken en moest de dierenarts het alsnog euthana- seren. Op een zekere dag kwamen we op een beurs een kennis tegen waarvan we niet wisten dat hij ook jager was. Hij heeft mij toen verteld wat jagers allemaal doen en er ging een wereld voor mij open. Hij liet mij zien waar jacht en beheer écht over gaan en vanaf dat moment wilde ik maar één ding.’ Eerst kwam de jachtopleiding, toen de grofwildcursus en vervolgens rolde Karen Bruursema de valwildafhandeling in. Twee tot drie keer per week is ze in haar veld om te jagen, vaker nog is ze op pad als valwildmedewerker. Bij haar zie je trouwens meteen of je te ma- ken hebt met Karen de jager of Karen de valwildmedewerker. Als jager draagt ze namelijk groene kleding, als valwildafhandelaar draagt ze meestal een zwarte broek en geen jachtkleuren. ‘Dat doe ik bewust’, zegt ze. ‘Ik ben van mening dat jacht en valwild twee verschillende zaken zijn en dat wil ik ook uitdragen. Ik wil niet dat mensen mij in eerste instantie als jager zien als ik bij een aanrijding kom aanlopen. Dat bevestigt een bepaald beeld waar- door mensen soms minder toegankelijk zijn. Het sociale aspect is bij dit werk belangrijk. Mensen zijn soms in shock, moeten even gerustgesteld worden. Of het helpt dat ik vrouw ben? Ik denk het wel. Ik zie soms verbaasde reacties als ik aankom. Een vrouw met een blonde paardenstaart, dat verwacht men niet. Er wordt soms gegrinnikt of mensen zeggen: ‘‘Goh, wat leuk!’’. Daar merk je aan dat ze eigenlijk een grote, stoere jager hadden verwacht, maar ik sta mijn mannetje wel hoor. Ik heb er geen enkel probleem


Foto Robert-Jan Asselbergs


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48  |  Page 49  |  Page 50  |  Page 51  |  Page 52  |  Page 53  |  Page 54  |  Page 55  |  Page 56  |  Page 57  |  Page 58  |  Page 59  |  Page 60  |  Page 61  |  Page 62  |  Page 63  |  Page 64  |  Page 65  |  Page 66  |  Page 67  |  Page 68