search.noResults

search.searching

dataCollection.invalidEmail
note.createNoteMessage

search.noResults

search.searching

orderForm.title

orderForm.productCode
orderForm.description
orderForm.quantity
orderForm.itemPrice
orderForm.price
orderForm.totalPrice
orderForm.deliveryDetails.billingAddress
orderForm.deliveryDetails.deliveryAddress
orderForm.noItems
THEMA: RIOLERING Kritiek op DoFeMaMe-systematiek


Een bekend instrument in rioleringsland is de ‘DoFeMaMe- systematiek’. De invoering begin jaren negentig van deze door Grontmij (nu Sweco) en DHV ontwikkelde systematiek moest het resultaatsdenken breed in de afvalwaterketen geïmple- menteerd krijgen. De letters staan voor: ‘DOelen, Functionele Eisen, MAatstaven en MEetmethoden’. Oogmerk van de sys- tematiek (in 2015 vernieuwd onder de noemer 2.0) is doelen als schoon en gezond water en droge voeten via functione- le eisen naar technische maatstaven te vertalen, waaraan de rioolvoorziening moet voldoen. In de DoFeMaMe-lijst staat ook aangegeven welke methoden de rioolbeheerder hanteert om te meten of aan de maatstaven wordt voldaan. “Op zich is het een prima systematiek”, zegt Jeroen Langeveld, uni- versitair hoofddocent Urban Drainage aan de TU Delft, “maar de toepassing ervan is in theoretisch toetsen blijven hangen.


De kracht ervan wordt niet volledig benut. De invulling die aan de systematiek wordt gegeven, is na de eerste generatie van gemeentelijke rioleringsplannen ook niet meer echt veranderd, goede uitzonderingen daargelaten.” Rioleringsexpert Karst Jan van Esch van Sweco is daar maar deels mee eens: “Van verbetering is beslist sprake. Wie het tegendeel beweert, doet de sector tekort. Er is een grote groep van gemeenten die vol- op werk maakt van DoFeMaMe, maar ook een groep die er niets mee doet. De systematiek leent zich er prima voor om te achterhalen hoe een rioolstelsel eruit moet zien. Maar de vraag of het rioolstelsel vervolgens goed functioneert, wordt inderdaad slechts beantwoord met een theoretische exercitie op de computer. Er is nog geen goed systeem beschikbaar om de werkelijke situatie, dus het functioneren van het riool in de praktijk, te monitoren.”


Karst Jan van Esch (Sweco):


“Klachten moet je gedetailleerd registreren.


Dat gebeurt nog onvoldoende, door schaarste aan tijd en personeel.”


bij mij ook spelen’. Voor echt risicogestuurd rioolbeheer is echter meer nodig. Risico’s voor de riolering komen ook van buitenaf. Om bijvoorbeeld de stad bereikbaar te maken voor ouderen en gehandicapten is de openbare ruimte afgevlakt en zijn stoepranden geslecht. Dat is funest voor de tijdelijke regenwateropvang bij een piekbui. Rioolbeheerders moeten ook oog hebben voor de inrichting van de openbare ruimte. Riolering gaat allang niet meer alleen over het water dat door de rioolbuizen stroomt.”


Afvalwaterketen


Ook Langeveld pleit ervoor dat rioolbeheerders over hun ei- gen grenzen heen kijken en niet langer uitsluitend de rol van assetmanager vervullen, met een focus op het zo optimaal mogelijk benutten van ondergrondse infrastructuur. “Als part- ner in de afvalwaterketen moeten ze inspelen op de wens vanuit de afvalwaterzuiveringen van hergebruik en duurzame energieopwekking. Om de steeds talrijkere piekbuien door de klimaatverandering op te vangen, moeten ze afstemmen met andere partijen binnen en buiten de gemeentelijke organisa- tie die in de openbare ruimte actief zijn met de aanleg van wegen, gebouwen en groen. De oplossing kan niet alleen uit het riool alleen komen. Een gemiddeld rioolstelsel is uitgelegd op een afvoer van een piekintensiteit van 60 liter water per


30 WATERFORUM NR 5


seconde per hectare, wat overeenkomt met 22 mm water per uur. Dat is voldoende voor een bui met een herhalingstijd van grofweg één keer per twee jaar. Grotere buien die naar verwachting ook nog eens vaker gaan voorkomen, kunnen eenvoudigweg niet in het riool worden opgelost. Er is veel meer capaciteit nodig en met vergroten van het riool red je het niet, wat bovendien erg veel geld kost.”


In Utrecht richt het rioolbeheer zich inmiddels op heel wat meer dan sec de buizen onder de grond. Rebergen noemt riolering het vertrekpunt voor stedelijke vernieuwing. “Uit onze begroting voor het rioolbeheer fi nancieren we bij rioolvervan- ging een aanzienlijk deel van de herinrichting van de openba- re ruimte. Ook als we de riolering niet vernieuwen, betalen we hieruit bij herinrichtingen de aanleg van meer waterbergend vermogen in de stad. Regenwater vasthouden, bij voorkeur door de verharding eruit en groen erin, is ons uitgangspunt. Zo koppelen we heel wat meters riool af. We gaan daar erg ver in, verder dan menig andere gemeente. Dat lijkt in tegenspraak met doelmatigheid. Doelmatig wil immers zeggen dat je een rioolbuis laat liggen, zolang hij nog goed is, maar wij willen versneld werk maken van klimaatadaptatie. Daarom vervangen we de riolering soms eerder dan wanneer deze technisch gezien op is. Dat druist in tegen het principe van assetmanage- ment, maar vinden wij maatschap- pelijk gezien het meest juiste om te doen. Wel is het een hele klus om dat in ons nieuwe rioleringsplan goed op te schrijven.”


Rioolvervanging in de gemeente Utrecht (foto: Bert van Hienen).


Page 1  |  Page 2  |  Page 3  |  Page 4  |  Page 5  |  Page 6  |  Page 7  |  Page 8  |  Page 9  |  Page 10  |  Page 11  |  Page 12  |  Page 13  |  Page 14  |  Page 15  |  Page 16  |  Page 17  |  Page 18  |  Page 19  |  Page 20  |  Page 21  |  Page 22  |  Page 23  |  Page 24  |  Page 25  |  Page 26  |  Page 27  |  Page 28  |  Page 29  |  Page 30  |  Page 31  |  Page 32  |  Page 33  |  Page 34  |  Page 35  |  Page 36  |  Page 37  |  Page 38  |  Page 39  |  Page 40  |  Page 41  |  Page 42  |  Page 43  |  Page 44  |  Page 45  |  Page 46  |  Page 47  |  Page 48