WATERKWALITEIT
Annemarie van Wezel, KWR: “Risico’s zijn voor veel mensen lastig te doorgronden. Het kan helpen als er meer achtergrond in het debat wordt gebracht.”
Mondige consumenten
Een nieuw fenomeen bij de ontdekking van onbekende stof- fen in het drinkwater, is de rol van de media. De drinkwa- tersector rapporteert al decennia lang over de aanwezigheid van stoffen in rivierwater die buiten de drinkwaternormering vallen maar voor hen lastig zijn. Voor die rapportages en voor de hele regelgeving er omheen is altijd weinig aandacht ge- weest. Daar is nu verandering in gekomen. De drinkwater- sector durft nu meer in het openbaar over deze stoffen te praten. “Drinkwaterbedrijven willen duidelijk zijn naar consu- menten en helder zijn over de effecten van bepaalde stoffen voor de gezondheid. “Maar die komen nu soms wel heel erg uitvergroot in de media terecht”, zo signaleert Frentz.
groeit in de maatschappij de vraag naar chemicaliën, terwijl we tegelijk helemaal geen chemicaliën in het milieu wensen”, legt ze uit. Ze wijst erop dat voor de GenX-stof FRD903 nog steeds geen ecotoxicologische norm is vastgesteld. “Er ont- breekt nog veel informatie om de risico’s van die stof vast te kunnen stellen”. Volgens Van Wezel gaat het niet alleen om het gevaar van de stof maar ook om de blootstelling. “Je kunt gevaarlijke chemicaliën gebruiken als je de blootstelling eraan minimaliseert door te voorkomen dat ze in het milieu terecht komen.”
Verbetering van beleid Van Wezel ziet meerdere opties om het huidige beleid te ver- beteren. “Bij het ontwikkelen van stoffen en het gebruik ervan zou meer rekening gehouden kunnen worden met de kwaliteit van drinkwater. Het gaat bij de drinkwaterbereiding vooral om drie stofeigenschappen: persistentie, mobiliteit en toxiciteit. We zien bij de toelating van chemicaliën, op grond van de Eu- ropese Reach verordening, wordt gekeken naar persistentie, bioaccumulatie en toxiciteit. Dat zijn dus niet dezelfde sets aan eigenschappen. Hier zit nog een gat in de regelgeving.” Bovendien pleit Van Wezel voor ontschotting van de regel- geving per sector en per milieucompartimenten. “Je ziet dat er aparte regelgeving bestaat voor de registratie en toelating van geneesmiddelen, diergeneesmiddelen, biociden, bestrij- dingsmiddelen en industriële stoffen. Onder deze regelgeving liggen vergelijkbare principes, maar de uitvoering ervan is toch behoorlijk verschillend. Die regelgeving zou veel integra- ler kunnen”, vindt ze.
Tummers (VEMW) stelt dat het gebruik van rivierwater geen exclusiviteit kan zijn voor drinkwaterbedrijven. “Er zal vol- doende ruimte moeten blijven voor andere watergebruiks- functies, zoals de industrie die op een verantwoorde manier moet kunnen blijven lozen. Ook wij willen niets inleveren op de drinkwaterkwaliteit en we snappen dat het best lastig is als er steeds nieuwe stoffen bijkomen die we niet direct goed kennen.”
Frentz (Vewin) ziet dat er overal stappen in de goede richting worden gezet. Hij heeft hoge verwachtingen van de structu- rele toetsing van industriële stoffen in relatie tot de drinkwa- terbereiding en signaleert ook een goede ontwikkeling in de ketenaanpak bij geneesmiddelen.
14 WATERFORUM NR 7
Tummers vindt dat die communicatie van de drinkwater- bedrijven wel wat genuanceerder mag. “Bij de pyrazool en GenX incidenten is heel veel kabaal gemaakt waardoor het beeld is ontstaan dat de industrie zo maar van alles loost. Dat is uiteraard onjuist want in Nederland gelden strenge lozingseisen”. Hij wijst erop dat achteraf van pyrazool is vast- gesteld dat het niet genotoxisch is. “Als je gaat roepen dat het drinkwater in gevaar is, krijg je direct alle aandacht. Dat is bij de GenX-stoffen ook weer gebeurd. Wij delen de zorg van de drinkwaterbedrijven maar op het punt van de communi- catie mag het wel genuanceerder en duidelijker. Aan de ene kant wordt geroepen dat de waterkwaliteit in het geding is, maar tegelijk wordt gecommuniceerd dat er met het drink- water niets aan de hand is.”
Van Wezel wijst op de risicoperceptie. “Bij consumenten neemt de bezorgdheid over chemicaliën toe en tegelijk krijgt de consument de beschikking over meer informatie. Daarom is het goed dat drinkwaterbedrijven opener zijn over de pro- blemen die er spelen.” Ze pleit ervoor niet alleen te communi- ceren over abstracte risico’s maar ook de intrinsieke gevaar- lijke eigenschappen van stoffen en de mogelijke blootstelling. “Risico’s zijn voor veel mensen lastig te doorgronden. Het kan helpen als er meer achtergrond in het debat wordt gebracht. Nodig mensen uit mee te denken over oplossingen.”
Arjen Frentz, Vewin: “In handboeken wordt het drinkwaterbelang wel genoemd, maar in de praktijk wordt daar bij de vergunningverlening weinig mee gedaan”.
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48