Kees Pilaar richtte de NKC op ‘CAMPEREN IS GEEN
Het veertigjarig bestaan van de NKC in 2016 wordt gevierd met diverse activiteiten en Kampeerauto legt in een serie de focus op veertig. Deze keer een gesprek met Kees Pilaar, de oprichter van de NKC, die terugblikt op veertig jaar camperen.
D
ik veertig jaar geleden had de nu 85-jarige Kees Pilaar al een camper. “Althans wat er voor doorging”, corrigeert hij direct, “want het
was allemaal zelfbouw. En de een was daar handiger in dan de ander. Je vroeg advies aan anderen, we hielpen elkaar en zo rommelden we toch een aardig rijdend hokkie bij elkaar. We troffen elkaar onderweg, maar ook wel op evenementen van de ANWB. Daar voelden we ons tussen al die tenten en caravans op den duur helemaal niet meer thuis en we besloten met een groepje een eigen club op te richten. Die noemden we Nederlandse Kampeerauto Club. Het woord camper werd toen al wel eens gehoord, maar we vonden dat te Engels voor de naam. Je kampeert tenslotte met een auto, dus zo moet het ook heten. En zo moet het ook blijven, want hoe luxueus die dingen nu ook zijn, het blijft een auto waarmee je kampeert”, zegt hij op krachtige toon. Hij werd de eerste voorzitter van de NKC.
Veel te luxueus
Samen met zijn echtgenote Wil (72) heeft hij nog tot z’n 75ste jaar camper gereden, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd. In 2005 ging dat niet meer en moest hij de deels zelf- gebouwde buscamper wegdoen. “We konden er zeventienhonderd euro voor krijgen, die koper wilde er een bestelwagen van maken. Maar ik wilde dat het een kampeerauto bleef. Toen hebben we hem voor het symbolische bedrag van twee euro overgedaan aan onze
20 | Kampeerauto nr. 3/2016 NKC
zoon. Die heeft er wat aan vertimmerd en er nog veel plezier mee beleefd”, vertelt hij met een tevreden glimlach op z’n gezicht, waarna hij meteen overschakelt naar de huidige tijd: “Véél te groot en veel te luxueus zijn de kam- peerauto’s nu. Het lijken wel rijdende hotels. Mensen willen hetzelfde comfort als thuis. Maar dat is geen kamperen. Als je een echte kampeerauto hebt, ga je nog met je teiltje afwas naar elders. Ze zijn prachtig hoor, die moderne wagens, maar ze hebben nog weinig met kamperen te maken. Er zijn veel rijke lui kennelijk. De NKC lijkt nu wel een eliteclub”, aldus Pilaar.
Op klompen “Er waren toen al wel enkele fabriekswagens”, zegt hij over de begintijd. “Maar die waren niet meer dan een bestaande caravan op een bestelauto, zonder open verbinding naar de cabine. Hooguit een paar procent kwam uit een caravanfabriek, zeker 95 procent was zelfbouw. En de wagens waren ook niet zo comfortabel als nu. Meestal hadden ze een los gaskomfoor, net als thuis op een tafeltje of op een plank. Met een gasfl es met een lange slang, zodat die veilig buiten kon staan tijdens het koken. Onderweg werd de fl es binnen vastgezet. Bij goed weer, kookte je buiten. We hadden ook geen koelkast, dus we kochten iedere dag verse etenswaren. Water kwam uit een jerrycan met kraantje, op een verhogin- kje. Later kwamen er de dompelpompjes. Vuil water vingen we op in een emmertje onder
In het kader van het veertigjarig bestaan van de NKC zijn er dit jaar diverse activiteiten, evenementen en jubileu- maanbiedingen. Kijk voor data en meer informatie in de agenda op
www.nkc.nl, de brochure NKC Evenementen en lees de nieuwsbrief.
de wagen. In de jaren tachtig kwamen de vuilwatertanks, net als het cassettetoilet. Voor die tijd hadden we een Porta Potti, als opvol- ger van het gewone emmertje in een hoek. Een kachel was er niet, we gingen toch niet in de winter weg. Voor het slapen klapten we de tafel in en we sliepen in slaapzakken. Het was altijd wel een rommelige toestand, want de bergruimten waren maar klein. We liepen meestal op klompen.” De eerste wagen van het echtpaar Pilaar was een Renault Estafette. “Die kocht ik voor honderdvijftig gulden en ik moest er veel aan opknappen en verbouwen, zoals zo velen. Soms kwamen we in groepjes bij elkaar. De een wist dit en de ander dat. Ook waar bouwmaterialen goedkoop waren. We hielpen elkaar. Zo is dus het Techno Centrum in Soest tot stand gekomen, waar ook de basis voor de vereniging werd gelegd. Je kon je wagen er tijdens de bouw laten staan. Ieder weekend was het er druk. En gezellig, want je had al- lemaal dezelfde hobby”, aldus Pilaar.
Reizen met elkaar Er werd toen veel individueel gereisd, vertelt Pilaar. “Ook wel naar het buitenland, maar meestal niet zo ver. De meesten beperkten zich tot België, Duitsland en in de grote vakantie vaak Frankrijk. Je had meestal maar twee weken vakantie en minder vrije tijd. Wij zijn ook in Tsjechië geweest en een enkeling ging nog verder. Hard rijden kon niet. Wij gingen maximaal 90 kilometer per uur, voor ons snel
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28 |
Page 29 |
Page 30 |
Page 31 |
Page 32 |
Page 33 |
Page 34 |
Page 35 |
Page 36 |
Page 37 |
Page 38 |
Page 39 |
Page 40 |
Page 41 |
Page 42 |
Page 43 |
Page 44 |
Page 45 |
Page 46 |
Page 47 |
Page 48 |
Page 49 |
Page 50 |
Page 51 |
Page 52 |
Page 53 |
Page 54 |
Page 55 |
Page 56 |
Page 57 |
Page 58 |
Page 59 |
Page 60 |
Page 61 |
Page 62 |
Page 63 |
Page 64 |
Page 65 |
Page 66 |
Page 67 |
Page 68 |
Page 69 |
Page 70 |
Page 71 |
Page 72 |
Page 73 |
Page 74 |
Page 75 |
Page 76 |
Page 77 |
Page 78 |
Page 79 |
Page 80 |
Page 81 |
Page 82 |
Page 83 |
Page 84