<
012 Studeren
Cultuur op Curaçao
Vorig jaar liep Emir Ahmad zijn laatste coschappen op Curaçao. Hij ver- baasde zich over de cultuur in het ziekenhuis en de omgang met coas- sistenten. “Ook daar is sprake van hiërarchie, maar iemand die boven je staat, ziet het als zijn taak om jou dingen te leren. Je bent niet de co op het krukje, maar een collega. Je wordt betrokken in een overdracht: Emir, waar denk jij aan? Ja, je wordt er zelfs aangesproken bij je naam en niet alleen maar ‘co’ genoemd. Op vrijdag komen artsen samen in een café vlakbij het ziekenhuis. Daar zit je als coassistent gewoon tussen.”
oordeling. Instinctief wegen die risico’s altij d zwaarder dan wat het zou kunnen opleveren.” Emir heeft het geprobeerd. Hij sprak
de specialist aan die zo denigrerend tegen hem deed. “Waarop zij zei: ‘Dan moet je maar niet meer met mij meelo- pen’. En daar achteraan: ‘Je ziet het wel terug in je beoordeling’. Van mij n men- tor hoorde ik later dat zij mij inderdaad een slechte beoordeling had gegeven.” Van andere coassistenten hoort Emir vergelij kbare verhalen. “Voor iemand die een onuitvoerbare opdracht weiger- de, waren de weken daarna een hel. Hij wilde daarover een opmerking maken bij de vertrouwenspersoon, maar kreeg te horen: als je dat doet, telt je coschap niet mee. Dan kies je eieren voor je geld.” Volgens Emir is het wel goed om er
met iemand over te praten (“Dat kan een naaste zij n, een studiegenoot of je mentor”), maar een meerdere aanspre- ken op zij n of haar gedrag heeft in zij n ogen weinig zin. “Dan maak je het jezelf alleen maar moeilij k. Het belangrij kste is dat je het niet persoonlij k opvat als je nare taakjes krij gt of als iemand je respectloos behandelt. Het is niet dat diegene jou niet mag. Het zit ingebakken in de cultuur, bij de jongere generatie specialisten gelukkig al veel minder, maar bij een deel van de oude garde nog wel. Dat ga je niet veranderen.”
Bewuste afweging Heins plaatst daar een kanttekening bij . “Mensen reageren instinctief altij d defensief op kritiek, maar dat betekent
niet dat je niet gehoord bent. De kans is groot dat diegne daar secundair tóch over nadenkt.” Al begrij pt zij wel dat stagiairs en coassistenten geneigd zij n om ‘het te laten lopen’. “Maar maak wel een bewuste afweging: hoe belangrij k is dit écht voor mij ? Hebben meer mensen hier last van? Schaadt het mij n leerpro- ces? Of het belang van patiënten? Botst het met mij n persoonlij ke waarden? Als
‘Belangrijker dan wát je zegt, is dát je het zegt’
je op een van deze vragen ‘ja’ antwoordt en je bent bereid de mogelij ke conse- quenties te accepteren, trek dan toch je mond open.” Als je tot dat inzicht komt, hóe pak je dat vervolgens aan? Moet je iemand rechtstreeks aanspreken of werkt een zorgvuldig getikt mailtje be- ter? “Nooit via de mail of app”, is Heins stellig. “Aanspreken werkt alleen als je het in direct contact doet, face to face of anders telefonisch. Wacht daar niet te lang mee, want je ongenoegen ettert onder de oppervlakte door en wordt steeds meer voelbaar. Ook voor de ander. En van uitstel komt meestal afstel.” Voor wie alle moed heeft verzameld
en iemand gaat aanspreken, heeft Heins nog wel een paar tips. “Check eerst of het uitkomt. Als iemand te vol is in het hoofd, dan komt de boodschap niet over. Je mag best aangeven dat je het moeilij k
vindt wat je gaat zeggen. Hoef je je niet voor te schamen, want dat geldt voor iedereen. Zorg wel dat je scherp hebt welke boodschap je wilt overbrengen. Hou het kort en zo feitelij k mogelij k. We zij n vaak geneigd onze interpretatie te delen: je was bot in het overleg. Maar het is beter met een feitelij ke observa- tie te beginnen: het viel me op dat het volume van je stem omhoogging tij dens het overleg. Vervolgens geef je aan welk eff ect dat op jou had: ik heb dat als intimiderend ervaren. Daarnaast is het goed een vraag te stellen, zodat het een dialoog wordt, zoals: wat was jouw intentie? Want vaak zit er wel een goede intentie achter gedrag dat jij vervelend vindt.” Heins realiseert zich dat het niet makkelij k is om dit ‘stappenplan’ goed uit te voeren. Ter geruststelling: “Belang- rij ker dan wát je precies zegt, is dát je het zegt.”
In alle openheid En als je dan wordt afgesnauwd? “Hoe die ander reageert, kun je niet sturen, maar omdat de boodschap dus secun- dair wel kan beklij ven, is het goed om het een week later nog een keer aan te kaarten. Zelfs als iemand in dat eerste gesprek ontploft. ‘Heb je nog nagedacht over wat ik vorige week zei?’ Als iemand er dan nog niet voor openstaat, dan kun je overwegen er een stagebegeleider van school of een vertrouwenspersoon bij te betrekken. Doe dat in alle openheid en hou het bij jezelf: ‘Ik heb de indruk dat het mij niet lukt om mij n boodschap over te brengen, dus ik stel voor dat…’”
<
Page 1 |
Page 2 |
Page 3 |
Page 4 |
Page 5 |
Page 6 |
Page 7 |
Page 8 |
Page 9 |
Page 10 |
Page 11 |
Page 12 |
Page 13 |
Page 14 |
Page 15 |
Page 16 |
Page 17 |
Page 18 |
Page 19 |
Page 20 |
Page 21 |
Page 22 |
Page 23 |
Page 24 |
Page 25 |
Page 26 |
Page 27 |
Page 28